Franz Maschewski

Franz Maschewski

Franz Heinrich Maschewski werd op 24 januari 1888 geboren in Liep, Oost-Pruisen. Het verhaal gaat dat zeeman Franz Maschewski, de zoon van Carl Maschewski en Rosine Schirrmacher, in Königsberg heeft aangemonsterd op een Duits schip en zodoende in Nederlands-Indië terechtkwam. Hij kende zijn toekomstige vrouw Elisabeth Bergmann uit Königsberg toen al. Zij kenden elkaar al vanaf hun achtste jaar en hebben steeds contact met elkaar gehouden. Hij was idolaat van haar en zei al op vroege leeftijd met haar te willen trouwen.

Bij Ambon werd het Duitse schip vastgehouden en de kapitein werd gesommeerd naar Batavia te koersen voor de afhandeling. Het jaar was 1918 en de Eerste Wereldoorlog liep op zijn einde. Franz Heinrich werd aan boord behoorlijk ziek, malaria, en hij werd in Tandjong Priok, de haven van Batavia, naar een hospitaal gebracht. Toen hij aan de beterende hand was, vroeg hij een gesprek aan over een eventuele terugreis met een Duits schip naar Duitsland, maar het gesprek nam een andere wending: er werd personeel gevraagd bij het Blauw Fries Veem. Men informeerde of dat niet iets voor hem zou zijn. En omdat de banen niet voor het grijpen lagen in die tijd, zeker niet in Duitsland waar hij naar toe wilde, pakte hij het werk als chef afdeling stuwadoorszaken met beide handen aan.

Toen Franz deze baan bemachtigd had, vroeg hij Lisa naar Nederlands-Indië te komen om daar samen een toekomst op te bouwen. Zij stapte als jonge vrouw op de trein naar Nederland en pakte daar de boot naar Nederlands-Indië. Een halve wereldreis.

In een huis in de Leonielaan in Meester Cornelis bij Batavia zijn Franz Maschewski en Elisabeth Bergman op 26 mei 1921 in de echt verbonden. Lisa vertelde jaren later hoe de ambtenaar van de burgerlijke stand was gearriveerd in een ‘deleman’, een koetsje als een vierkant bakje met een dakje er boven, en een klein met blik beslagen deurtje aan de achterkant. De ambtenaar van de burgerlijke stand was vergezeld van een Indo-Europese helper, indertijd ‘bode’ genoemd die plechtig het huwelijksregister op twee handen voor zich uit droeg, met gepaste eerbied enkele passen achter de ambtenaar lopend.

Tijdens hun verlof periode gingen zij zo nu en dan terug naar familie in Duitsland, in de voormalige regio Pruisen. Zo ook in 1938. Wat ze in Duitsland zagen beviel hun niets. Beiden hadden een afkeer van het oprukkende nationaalsocialisme. Ze wilden zo gauw mogelijk terug naar Nederlands-Indië en vroegen de Nederlandse nationaliteit aan.

Franz en zijn vrouw waren in Batavia lid van de Deutsche Verein tot er ook nazi’s lid werden en die zich onheus uitlieten over Joden. Er braken knallende ruzies los. Vele leden traden uit omdat zij niet geassocieerd wilden worden met de antisemieten in het gezelschap. Franz kreeg een brief van de Deutsche Verein waarom hij geen lid van de NSDAP wilde worden. Hij heeft dat onder die omstandigheden geweigerd.

Samen hadden ze een goed leven in Nederlands-Indië. Zij woonden afwisselend in Batavia en Bandoeng  Zij  kregen drie kinderen: Carl Heinz, Edith en Dolfi. De kinderen gingen naar Nederlandse scholen, en thuis werd zowel Duits als Nederlands en stiekem Maleis gesproken.

Op 10 mei 1940 werd Franz, zoals vele Duitse mannen, geïnterneerd. Op 11 mei werden de kinderen van school gestuurd. Vanaf juli 1940 worden de geïnterneerde Duitse mannen overgebracht naar het verzamelkamp Lawé Sigala-gala in de Alasvallei in Noord-Sumatra. Franz zat in Blok A. De familie heeft geen post bewaard, maar bezit wel al jaren een doos verstuurd vanaf de Alasvallei. Hoe dat precies zit, is niet duidelijk.

Per 1 juni 1940 werd de huur opgezegd. Lisa en haar kinderen zijn toen in huis gekomen bij de familie De Wolff. Hier ontmoeten zij ook Hetty Wolterbeek, familie van Rein Engel. Zij hoefden niet het kamp in, maar hadden wel meldingsplicht elke dag. Ook de familie Bauenfeind heeft hen in die moeilijke tijd ondersteund.

De oudste zoon van het gezin, Carl, kreeg werk bij de Duitse Kriegsmarine in Batavia, Tjisaroea en Sarangan (Oost-Java, een dorp waar veel Duitsers kwamen te wonen). De jongste zoon, Dolfi, werd op dienstplichtige leeftijd ingelijfd bij de Duitse marine. Ook hij kwam in Sarangan te werken. Hij kwam in april 1945 om toen zijn schip, het voormalige Duitse handelsschip Quito, inmiddels omgedoopt tot Teishu Maru, als support vessel varend voor de Japanse onderzeebootdienst, werd getorpedeerd door een Amerikaanse onderzeeboot.

Edith bleef bij haar moeder. Inmiddels was al hun spaargeld in 1940 afgenomen.

Op 20 februari 1942 kreeg de familie een bericht van het Zwitsers Consulaat in Batavia van het overlijden van Franz Heinrich. Pas veel later, op 22 december 1948, werd de overlijdensakte van Franz opgenomen in het bijzonder register van de Burgerlijke Stand van Batavia (Jakarta).

Carl en Edith zijn in de jaren vijftig naar Nederland vertrokken en hebben de Nederlandse nationaliteit aangenomen.

Franz’ vrouw Elisabeth bleef de Duitse nationaliteit trouw en woonde afwisselend bij familie in Duitsland en bij haar twee kinderen in Nederland.

 

 

 

  • Geboren: 24 januari 1888
  • Geboorteplaats: Liep, (voormalig) Oost-Pruisen
  • Getrouwd met Elisabeth Bergmann
  • Drie kinderen: Carl Heinz, Edith en Dolfi
  • Werk: Steward (stuwadoor) in de zeevaart
Ernst Pflug

Ernst Pflug

Ernst Emiel Pflug is geboren op 25 december 1884 in Irchwitz Aubachtal, Duitsland, een kleine plaats niet ver van de huidige grens met Tsjechië. Zijn ouders heetten Marie Elise Reiher en Friedrich Wilhelm. Ernst Pflug vervulde zijn Duitse dienstplicht van 1904 tot 1906. In 1908 trad hij via Nederland in dienst van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Hij vertrok op 24 oktober 1908, op een leeftijd van bijna 24 jaar, vanuit Rotterdam per ss Goentoer naar Padang, Sumatra. Bij het KNIL was hij in diverse rangen steendrukker. Hij tekende steeds voor een paar jaar bij voor de militaire dienst. In totaal diende hij vijftien jaar bij het KNIL en zwaaide af in de rang van adjudant-onderofficier. In die tijd ontving hij een bronzen en een zilveren medaille. Ook verkreeg hij in Nederlands-Indië in 1924 een Nederlands paspoort.

Vanaf 1924 werkte Ernst Pflug als burgerlijk ambtenaar bij het reproductiebedrijf van de Topografische Dienst in Batavia (Jakarta), wederom als steendrukker. In zijn vrije tijd ging Ernst graag jagen. Zo diende hij op 26 augustus 1926 een verzoek in bij de Wees- en Boedelkamer om op verlof te gaan, om later in de maand september 1926 te gaan jagen in de regio Krawang, nabij Batavia.

Ernst kreeg een relatie met de Indonesische vrouw Ipah Magdalena. Zij hadden elkaar ontmoet in Grand Hotel Selabintana in Sukabumi, een hoger gelegen plaats in westelijk Java. Ipah is geboren in 1904 – een nadere geboortedatum is niet bekend. Samen kregen Ernst en Ipah twee kinderen. Herman Wilhelm werd geboren op 29 juli 1934 in Sukabumi. Clara Marie (Claartje) werd geboren in 8 december 1936, eveneens in Sukabumi.

Nadat Ernst Pflug was omgekomen bij de scheepsramp met de Van Imhoff op 19 januari 1942, werden beide kinderen in een weeshuis van Vincentius geplaatst, gerund door Nederlandse zusters. Clara kwam terecht in Vincentius Bidara Cina, haar broer Herman in Vincentius Kramat. Om nog contact te kunnen houden met haar kinderen, ging hun moeder Ipah uit wanhoop bij Vincentius Kramat werken. Clara’s dochter denkt dat plaatsing in het weeshuis niet vrijwillig is gegaan, omdat hun moeder nog leefde. De erfenis van Ernst Pflug kwam, mede door tussenkomst van Van Imhoff-overlevende Albert Vehring, ten goede aan de opleiding van de beide kinderen. De periode in het weeshuis was voor de kinderen zwaar en emotioneel. Vooral Clara heeft haar ouders altijd erg gemist. Zij bleef eerst in Indonesië werken, voor de Duitse ambassadeur in Jakarta. Later verhuisde ze met diens familie naar Duitsland. Haar broer Herman is zijn hele leven in Indonesië blijven wonen.

 

 

  •  Geboren: 25 december 1884
  • Geboorteplaats: Irchwitz Aubachtal, Duitsland
  • Relatie met Ipah Magdalena
  • Twee kinderen: Herman Wilhelm en Clara Marie (Claartje)
  • Werk: KNIL-militair, later steendrukker bij de Topografische Dienst in Batavia (Jakarta)
Georg Schneider

Georg Schneider

Johann Georg Schneider werd geboren op 4 februari 1890 in Kitzingen am Main, een stad nabij Nuremberg in het zuiden van Duitsland. Vanuit de Utrechtse Zendingsvereniging (UZV), die vanaf 1898 in Nieuw-Guinea actief was, werd hij in 1924 naar de archipel gezonden. Hij werkte daar ook voor de Duitse Neuendettelsau Mission, een luthers zendingsgenootschap dat vrij actief was in Nieuw-Guinea.

In 1927 trouwde hij met Henriette Ruckdeschel in Duitsland. In mei 1927 reisde het echtpaar via Singapore naar Nederlands-Indië, eerst met het ss Fulda en van Singapore met het ss Melchior Treub. Ze woonden op een missiepost bij Genyem in de Nimboran, samen met hun drie kinderen Luise (1928), Fritz (1929) en Mathilde (1931).

Zijn kleindochter, schrijfster Katharina Döbler, die over zijn levensverhaal schreef in de roman Dein ist das Reich, beschreef haar grootvader in het tijdschrift mare als volgt:

“Hij was vroom en avontuurlijk, sprak verschillende Papua-talen, hield van zingen en jagen en vond Hitler een groot man die het arme, vernederde Duitsland zijn trots terug zou geven. Zijn vrouw was het daar niet mee eens. Maar beiden waren vervuld van hun goddelijke opdracht: het evangelie en de grondslagen van de Europese beschaving naar de Papua brengen. En zo predikte hij, op weg van het ene jungledorp naar het andere met paard, geweer en bijbel, de vrede van God, “die hoger is dan alle verstand”.”

[Nederlandse vertaling door onderzoekers]

In de nacht van 10 op 11 mei 1940 werd Georg Schneider geïnterneerd door de koloniale overheid, onder groot protest van de Papuabevolking die hun zendeling weggevoerd zag worden. Met de Van Imhoff werd hij eerst naar Makassar gebracht. Zijn vrouw Henriette en hun jongste dochter werden daar vier weken later ook geïnterneerd. De twee ouderen kinderen woonden in die tijd in Duitsland. Henriette en Mathilde kwamen in 1941 in Shanghai terecht, en later in Tsingtau (Qingdao) in China. Daar moesten ze blijven omdat de routes over land naar Duitsland waren afgesloten. Zij bleven in China tot zij in 1946 naar Duitsland konden terugkeren.

Georg Schneider en zijn gezin waren vanaf hun vestiging in Hollandia al bekend met het KPM-schip Van Imhoff. Vóór de Tweede Wereldoorlog was dat immers het schip geweest dat maandelijks in de Humboldtbaai in Hollandia aanlegde met aan boord pakjes, post, levensmiddelen en reizigers. Op 19 januari 1942 stierf hij aan boord van dit schip. Daarvoor had hij anderhalf jaar geïnterneerd gezeten op het eiland Onrust en in Lawé Sigala-Gala in de Alasvallei in Noord-Sumatra.

Meer lezen:

Katharina Döbler, Dein ist das Reich (Berlijn 2021).

Website Katharina Döbler

Katharina Döbler, „Vielleicht, vielleicht“, mare 118 (oktober-november 2016). Via: https://www.mare.de/vielleicht-vielleicht-content-39-1.

 

 

  • Geboren: 4 februari 1890
  • Geboorteplaats: Kitzingen am Main, Duitsland
  • Getrouwd met Henriette Ruckdeschel
  • Drie kinderen: Luise, Fritz en Mathilde
  • Werk: zendeling in Nieuw-Guinea
Paul Danzmann

Paul Danzmann

Paul Friedrich Hermann Karl Danzmann werd geboren in Hohenhameln (Duitsland) op 27 augustus 1889. In het nabijgelegen Hannover volgde hij een opleiding tot werktuigbouwkundig ingenieur. Tijdens zijn werk aan boord van een schip werd hij ziek en werd hij op Nias (ten westen van Sumatra) aan land gezet. Kort daarna brak de Eerste Wereldoorlog uit en was het onmogelijk voor Duitsers om Nederlands-Indië te verlaten. Paul vestigde zich op Sumatra.

Paul zat niet stil. Uit verhalen en krantenartikelen komt hij naar voren als een avontuurlijke man. Hij werkte als goudzoeker, maar was ook een gepassioneerd planten- en dierenverzamelaar en voorzag dierentuinen in Europa van groot wild (olifanten en katachtigen). Daarnaast heeft hij voor een Noord-Amerikaans botanisch onderzoeksstation de stamvorm van de dadelpalm onderzocht. Hij werkte ook een tijd als mecanicien in een eigen werkplaats in Padang, een bedrijf dat echter in augustus 1917 failliet werd verklaard.

Paul ontmoette een Batak-vrouw, van wie we de naam helaas niet weten, met wie hij twee kinderen kreeg: een dochter, Maria (15 oktober 1914) en een zoon, Karl (29 augustus 1916). De kinderen kregen de Duitse nationaliteit; of de ouders getrouwd waren is niet bekend. Om onbekende redenen keerde de moeder van zijn kinderen aan het begin van de jaren 1920 terug naar haar geboortedorp. Paul bleef achter met twee jonge kinderen.

Na bemiddeling van zijn familie in Duitsland trouwde hij ‘met de handschoen’ met Katharina (‘Käthe’) Zabel uit Uhrsleben (Duitsland). Zij kwam, in gezelschap van haar moeder, in 1922 naar Nederlands-Indië. Het werd een gelukkig huwelijk en Katharina bracht een zekere mate van rust in het leven van het gezin. Paul werkte als technisch manager en procuratiehouder van een natuurrubberfabriek bij Medan. Het gezin woonde aan de Prins Hendrikstraat in Medan. De Duitse achtergrond van Paul en Katharina werd thuis levend gehouden door het vieren van Duitse tradities. Op kerstavond werden Duitse specialiteiten gegeten, zoals ‘krapfen’ (een soort donuts) en kerststollen. Ook Pasen werd uitgebreid gevierd. De familie had zowel Duitse als Nederlandse vrienden en bezocht Duitse verenigingen. Paul had in die tijd ook een kas waar hij orchideeënvariëteiten kruiste.

Paul en Katharina vonden het belangrijk dat hun zoon Karl zijn opleiding zou krijgen in Duitsland; Karl moest zich Duitser voelen. In januari 1931 vertrokken Paul, Katharina en Karl (Maria bleef waarschijnlijk in Medan) naar Europa, in juli van dat jaar keerden zij zonder hun zoon weer terug in Medan. Karl (14) bleef achter in Duitsland, woonde in een internaat en ging er naar de middelbare school. Ondanks zijn Duitse nationaliteit heeft hij er zich, mede door zijn huidskleur, steeds een buitenstaander gevoeld. Op 1 augustus 1936 keerde hij terug naar Medan.

Paul werd in 1937/1938 beheerder van de nieuwe elektriciteitscentrale in Prapat en Balige. In de Sumatraanse kranten verscheen een advertentie waar het gezin de inboedel van het huis in Medan te koop aanbood, mogelijk vanwege een verhuizing naar een nieuw huis in Aek na Oeli (Siantar), in de buurt van het Tobameer. Zoon Karl ging als onderhoudsmonteur werken in een hotel aan het Tobameer en woonde in Prapat.

Op 10 mei 1940 was Paul thuis en Karl aan het werk in het hotel toen beiden door politiemensen werden opgepakt. Ze werden geïnterneerd in kamp Pematang Siantar op Sumatra. Hoewel ze dus vlakbij waren, wist de familie niet waar ze heengebracht waren. Later zijn vader en zoon overgebracht naar het verzamelkamp Lawé Sigalagala op Sumatra. In december 1941 werd Karl aan boord van de Ophir naar Dehra Dun verscheept, zijn vader bleef achter in het kamp.

In het interneringskamp had Paul kennisgemaakt met Karl Seemann, een Duitse handelsman uit Bandjermasin. Op 19 januari 1942 maakten zij deel uit van de groep van 477 burgergeïnterneerden aan boord van de Van Imhoff. Toen het schip verging, heeft (de veel jongere) Seemann ervoor gezorgd dat Paul (inmiddels 53) in de reddingsboot terechtkwam. Seemann zat op één van de vlotten die aan de reddingsboot vastzaten. Soms werd er van positie gewisseld. Na drie dagen varen kwamen ze op Nias aan, waar ze onderdoken bij de lokale bevolking. Toen de Japanners op het eiland arriveerden, werd met hen samengewerkt. Karl Seemann sprak behoorlijk Japans en ook Paul kon zich een beetje verstaanbaar maken in het Japans.

Over het lot van Katharina en hun dochter in de periode na 10 mei 1940 is weinig bekend. Uit een briefkaart van 27 januari 1942 aan Paul blijkt dat zij waarschijnlijk geïnterneerd waren in beschermingskamp Tjibadak op Java. Of zij in april 1942, na de Japanse bezetting, als onderdanen van een ‘bevriende natie’ weer naar Aek na Oeli zijn teruggekeerd, is onduidelijk. In de familie gaat het verhaal dat Paul en zijn vriend Karl Seemann naar het Tobameer reisden. Daar ontmoette Seemann de dochter van Paul en Katharina; kort daarop trouwden ze. Zij vertrokken kort na de oorlog naar Pforzheim en enige tijd later naar Zwitserland.

Paul en Katharina keerden in 1949 terug naar Uhrsleben, het dorp waar Katharina vandaan kwam. Na 1963 lag Uhrsleben in Oost-Duitsland en was het niet meer mogelijk om naar het westen te reizen. Paul werkte er als beheerder van de spaarbank en hielp bij natuurbehoud. Hij had bijen, een moestuintje en leefde met Katharina een tevreden en teruggetrokken leven; van de mogelijkheid om naar het Westen te verhuizen maakte hij geen gebruik.

Ook Pauls zoon Karl overleefde de oorlog. Hij keerde na de oorlog terug naar Indonesië, ging in Jakarta werken voor een Brits bedrijf en ontmoette daar midden jaren 1950 Isadora Teunissen, zijn latere echtgenote. In 1963 vestigden zij zich, met hun dochter, in Nederland. Hij ging elk jaar met zijn gezin op een speciaal visum naar Uhrsleben om zijn vader en moeder te ontmoeten. Karl was getraumatiseerd door de oorlog en heeft levenslang geworsteld met zijn identiteit: hij voelde zich geen Duitser, maar ook geen Nederlander of Indonesïer; hij was ontheemd en voelde zich nergens thuis.

Een heel bijzondere ontmoeting vond plaats toen de inmiddels gepensioneerde Paul Danzmann voor het eerst bij zijn zoon in Nederland op bezoek wilde komen. Hij diende daarvoor een verblijfsvergunning aan te vragen bij de vreemdelingenpolitie in Ede. De dienstdoende ambtenaar herkende Paul van naam en gezicht als één van de Duitse geïnterneerden aan boord van de Van Imhoff. De ambtenaar was matroos aan boord van de Van Imhoff geweest.

Paul overleed in 1974 in Uhrsleben, zijn zoon Karl overleed in 2001.

  • Geboren: 27 augustus 1889
  • Geboorteplaats: Hohenhameln (Duitsland)
  • Leefde tot 1920 samen met een Batak-vrouw, van wie we de naam niet kennen, en trouwde in 1922 met Katharina (‘Käthe’) Zabel uit Uhrsleben (Duitsland)
  • Kreeg met zijn eerste partner twee kinderen: Maria (1914) en Karl (1916)
  • Werk: onder meer technisch manager en procuratiehouder van een rubberfabriek en beheerder van elektriciteitscentrales in Prapat en Balige
  • Overlevende van de scheepsramp met de Van Imhoff
  • Overleden in 1974 (Uhrsleben, Duitsland)
Paul Danzmann in 1958

Ewald Schneider senior

Ewald Schneider senior

Ewald Schneider sr. werd geboren op 8 maart 1892 geboren in Altona. In 1916 of 1917 ontvluchtte hij de oorlog in Europa en slaagde erin om als kelner aan boord van een Nederlands schip de wijk te nemen naar Nederlands-Indië. In Padang trad hij op 8 juli 1918 in het huwelijk met Theodora Gomis. Uit dit huwelijk werden zeven kinderen geboren.

Ofschoon van beroep drukker, was Ewald in Nederlands-Indië werkzaam bij een aantal handelmaatschappijen. Van één zo’n handelmaatschappij, N.V. Esco, was hij directeur. In loop de tweede helft van de jaren 1920 had hij zijn oude beroep van drukker weer opgepakt en werkte voor het Soerabaijasch Handelsblad.

De vierde dochter uit het gezin, Magdalene (Magda), wist zich dat te herinneren als ‘een goede tijd’. Het gezin Schneider kende een zekere welstand. Daar kwam echter een abrupt einde aan nadat zich in de drukkerij van de krant een bijna-ongeluk had voorgedaan waarbij Ewald en een collega bij betrokken waren. Ewald vermoedde kwade opzet van zijn collega en stelde zijn werkgever voor een dilemma: of hij eruit, of ik eruit. Het werd het laatste.

Er volgde een zware tijd voor het gezin Schneider. Het ontslag kon niet op een slechter ogenblik worden genomen; de wereldwijde economische crisis had ook Nederlands-Indië inmiddels in zijn greep. Op een gegeven moment was Ewald niet meer in staat zijn gezin te onderhouden en werden de kinderen noodgedwongen ondergebracht in internaten. Het moet voor hem, zijn vrouw en uiteraard ook de kinderen moeilijk zijn geweest om van elkaar gescheiden te zijn.

Uiteindelijk slaagde Ewald sr. erin om het gezin weer onder één dak te krijgen. Maar het bleef moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Zo moesten de kinderen meehelpen met het verkopen van vis – iets wat gebruikelijkerwijs alleen door Indonesiërs werd gedaan. In de loop van de jaren 1930 ging het in financieel opzicht weer wat beter. Het gezin woonde onder andere in Tuindorp in Malang, waar zij de beschikking hadden over een grote toon. In de late jaren 1930 betrok het gezin een woning aan de Heerenstraat 38 in Solo (Surakarta).

In de verhalen die Magda aan haar zoon Hans vertelde typeerde ze haar vader Ewald als ‘streng maar rechtvaardig’. In één opzicht was Ewald Schneider betrekkelijk vooruitstrevend te noemen. Hij stond er namelijk op dat niet alleen zijn enige zoon Ewald jr. (geb. 1923) een beroep zou gaan leren. Zijn zes dochters moesten, zo was althans zijn streven, niet financieel afhankelijk zijn van hun (toekomstige) echtgenoten. In politiek opzicht was hij eerder gematigd conservatief. Een socialist of communist was hij niet, en ook van het nationaalsocialisme moest hij niks hebben. De oorlogsretoriek van de nazi’s deed hem te veel denken aan de Eerste Wereldoorlog, waarin hij maar liefst zes broers had verloren.

Ewald had daarentegen wel grote bewondering voor het Nederlandse koningshuis, in het bijzonder voor koningin Wilhelmina. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Koniginnnedag, 31 augustus, een echte feestdag was in huize Schneider. De verjaardag van de vorstin werd er uitbundig gevierd.

Hoezeer Ewald Schneider bewondering en respect had voor koningin Wilhelmina, het was geen reden om zich tot Nederlander te laten naturaliseren. Die kwestie is tenminste één keer aan de orde gekomen. Maar hij hield voet bij stuk: “In mijn hart ben en blijf ik een Duitser.”

De familie Schneider had geen typisch ‘Indische’ gebruiken. Zo bleef er geregeld ‘Europees’ eten op tafel komen en had Ewald zijn kinderen verboden van de straatkraampjes te eten. Vader Ewald zag er trouwens wel op toe dat er door de kinderen correct Nederlands werd gesproken. Het bezigen van ‘pasar-Maleis’ of petjok werd in huize Schneider dan ook niet op prijs gesteld.

Deze Oranjegezindheid kon niet voorkomen dat Ewald sr. en zijn zoon Ewald jr. op 10 mei 1940 toch als ‘vijandig onderdaan’ meegevoerd werden. Ewald jr. was toen 17 jaar oud. Als Ewald sr. na zijn arrestatie enige hoop koesterde dat alles op een ‘misverstand’ berustte en dat hij en zijn zoon na opheldering van zaken naar huis konden terugkeren, dan kwam hij bedrogen uit. Dat hij, de gezagsgetrouwe onderdaan, door datzelfde gezag en zonder enige vorm van proces van zijn vrijheid werd beroofd was eenvoudigweg niet te bevatten.

Via enkele interneringskampen kwamen vader Ewald sr. en zijn zoon Ewald jr. terecht in Kuta Cane, een groot interneringskamp voor Duitse en Oostenrijkse mannen in Lawé Sigalagala in de Alasvallei in Noord-Sumatra. Dit was een afgezonderde plek en de geïnterneerde mannen mochten alleen twee keer per week via briefkaarten contact hebben met hun familie en vrienden.

Met de Japanse aanval op Nederlands-Indië op komst werd besloten de Duitse mannen naar India te brengen. Onder de mannen aan boord van de Van Imhoff bevonden zich ook vader en zoon Schneider toen dit schip op 19 januari 1942 verging.

De laatste momenten van vader en zoon Schneider…. Hoe zijn die verlopen toen eenmaal bleek dat redding niet meer mogelijk was? Hielden zij elkaar bij de ondergang van het schip nog een laatste maal stevig vast in een innige omhelzing? Het antwoord namen zij voor eeuwig mee in hun graf, op de bodem van de zee.

 

 

  • Geboren: 8 maart 1892
  • Geboorteplaats: Altona, Duitsland
  • Getrouwd met Theodora Gomis
  • Zeven kinderen: Els, Greet, Hanny, Ewald jr., Magda, Lies en Hilde
  • Werk: drukker bij o.a. het Soerabaijaasch Handelsblad
Ewald Schneider junior

Ewald Schneider junior

Ewald Schneider jr. werd geboren in 1923 in een gezin van zeven kinderen. Hij had zes zussen en was de enige zoon van Ewald Schneider jr. en Theodora Gomis. Zijn vader was in de Eerste Wereldoorlog uit Duitsland naar Nederlands-Indië vertrokken. Zijn ouders hadden elkaar in Padang ontmoet, maar later woonde het gezin in Malang en Solo (Surakarta). Vanwege een lastige financiële tijd voor de ouders hadden de kinderen in de jaren 1920 een tijdje in internaten gewoond, maar begin jaren 1930 was het gezin weer compleet en betrok het een woning met een grote tuin in Tuindorp in Malang, Oost-Java.

De familie was zeer Oranjegezind en vooral Koninginnedag op 31 augustus, de verjaardag van koningin Wilhelmina, werd altijd uitbundig gevierd. Het kwam dan ook als een schok dat zowel vader Ewald sr. als zoon Ewald jr. op 10 mei 1940 als ‘vijandige onderdanen’ – zij hadden immers een Duitse nationaliteit – werden geïnterneerd door de koloniale overheid.

Eén van de weinige herinneringen aan Ewald jr. houdt rechtstreeks verband met de arrestatie van vader en zoon Schneider. Direct na de aanhouding vond op het politiebureau van Solo een kort incident plaats waar in ieder geval twee zussen van Ewald, namelijk Magda en haar vier jaar oudere zus Greet, getuige van waren.

Magda vertelde het haar zoon Hans als volgt: “De commissaris van politie ging voor mijn vader en broer staan, wijdbeens en met gebalde vuisten in de zij. Met een blik vol van minachting bulderde hij: ‘Zo, nou hebben jullie geen praatjes meer hè?!’. Vervolgens haalde hij zijn pistool te voorschijn en vroeg aan mijn broer: ‘Als ik mijn pistool aan je geef, zul jij je vader dan doodschieten?’ Waarop Ewald jr. antwoordde: ‘Nee, dan zal ik u doodschieten.’ “

Wat de reactie van de politiecommissaris was heeft Magda haar zoon niet verteld. Maar zij had wel het vermoeden -misschien waren er zelfs concrete aanwijzingen- dat de commissaris in kwestie zélf sympathie koesterde voor het nationaalsocialisme. Dat kon, zo vlak na de inval van Duitsland in Nederland, wel eens verkeerd voor hem uitpakken. Het barse optreden jegens haar vader en broer was, aldus mijn moeder, dan ook bedoeld om zijn eigen hachje te redden. 

De koloniale overheid besloot de Duitse geïnterneerden in een centraal interneringskamp bijeen te brengen. Gekozen werd voor het kamp Kuta Cane (Kota Tjane) in Lawé Sigalagala in de Alasvallei in Noord-Sumatra. Vanuit dit kamp mochten de geïnterneerde Duitse mannen tweemaal per week een briefkaart naar familie en vrienden schrijven. Uit de periode dateren ook de enige tastbare herinneringen aan de internering van Ewald jr. Die bestaan uit een tweetal gecensureerde postkaarten die Ewald jr. aan zijn zus Magda schreef. In de ene kaart feliciteert hij zijn zuster met haar verjaardag en spreekt hij de hoop uit dat zij een goede modiste zal worden. In de tweede kaart dringt hij er mede namens zijn vader op aan dat zijn zuster goed voor haar moeder zorgt, want: “zij heeft het zwaar, zeer zwaar.” De volledige tekst van de kaart luidde:

“Lieve Magda, Allereerst van harte gelukgewenst met je verjaardag. Bij deze gelegenheid, Magda, spreekt Paps in gedachte [de we] nogmaals de wens uit, dat je als ene goede modiste en gezond in alles thuis moge komen. Ik kon je niet eerder schrijven, omdat wij die paar worden voor Mams nodig hadden. Magda bedenk bij deze mededeling, dat Mams het zwaar heeft, zeer zwaar. Steun onze Mams dus moreel zoveel je kunt. Vergeet ook niet dat je ons tweemaal per week schrijven kan, desnoods zonder luchtportie. Een extra dikke zoen van

Je Paps en Ewald.”

Met de Japanse aanval op Nederlands-Indië op komst werd besloten de Duitse mannen naar India te brengen. Onder de mannen aan boord van de Van Imhoff bevonden zich ook vader en zoon Schneider toen dit schip op 19 januari 1942 verging.

De laatste momenten van vader en zoon Schneider…. Hoe zijn die verlopen toen eenmaal bleek dat redding niet meer mogelijk was? Hielden zij elkaar bij de ondergang van het schip nog een laatste maal stevig vast in een innige omhelzing? Het antwoord namen zij voor eeuwig mee in hun graf, op de bodem van de zee.

Van Ewald junior, die op negentienjarige leeftijd overleed, is maar één foto bewaard gebleven in de familie, van toen hij een jaar of vijf of zes oud was.

 

  • Geboren: 1923
  • Geboren in Nederlands-Indië
  • Scholier